Interview

Brigadegeneraal Brännström: Partner in Vredeshandhaving

  • 01 Jan. 2004 - 01 January 0001
  • |
  • Last updated 04-Nov-2008 00:35

Brigadegeneraal Anders Brännström is de Zweedse brigadegeneraal die het bevel voert over het Multinationale Brigade (MNB) Centrum in Kosovo. Het MNB Centrum, dat zijnhoofdkwartier heeft in Pristina, werkt in het midden en noordoosten van Kosovo. Het gebi

Dat is eigenlijk heel gemakkelijk. Nu plukkenwe de vruchten van tien jaar samenwerking met de NAVO in het kadervan het Partnerschap voor de Vrede en van onze ervaring in Bosniëen Herzegovina waar Zweden zes jaar lang 12 bataljons hadgestationeerd in de jaren ‘90. Bovendien werken we ook al vijf jaarin Kosovo samen. Een cruciale factor is, dat alle soldaten – zoweluit de NAVO-landen, als uit niet-NAVO-landen – bovenal soldatenzijn met een vergelijkbare training en gelijke waarden. Dit maaktde hele ervaring buitengewoon positief.

Mij grootste uitdaging is dezelfde waarvooriedere commandant staat, of hij nu uit een Partner- of uit eenNAVO-land komt en dat is dat hij het allerbeste moet zien te halenuit de acht naties die samen binnen het MNB Centrum werken. Je moetvan multinationaliteit een sterkte maken in plaats van eenzwakte.

Het is van groot belang de stafprocedures encommunicatiesystemen op één lijn te brengen. Verder is talenkennisde belangrijkste basisvaardigheid, als je het over training hebt ende voorbereiding van jonge soldaten, onderofficieren en officierenop multinationale operaties. Het is absoluut cruciaal dat iedereeneffectief in het Engels kan communiceren.

Vredeshandhavers moeten onpartijdig, resoluuten vriendelijk zijn. Dat geldt voor alle niveaus van eenvredesoperatie. De plaatselijke bevolking moet merken dat eenvredeshandhaver vriendelijk is tegen de mensen die met hemsamenwerken, maar dat hij hard kan zijn tegen degenen die dat nietdoen. Zo verdienen ze het respect van zowel de plaatselijkebevolking als van andere internationale organisaties die in hetgebied werkzaam zijn en dat is essentieel voor het slagen van demissie. De belangrijkste vaardigheden zijn in feite dezelfde alsdie van een goede militair. En een goede militair dwingt respect afvan alle partijen.

Die verschillen zijn niet gebaseerd opetniciteit. Over het algemeen heeft de hele bevolking – zowel deAlbanezen als de Serviërs – even veel respect voor soldaten uitPartnerlanden als voor soldaten uit NAVO-landen. Ik moet echterwijzen op een uitzondering op die regel. Hoewel eerlijke mensen,van iedere etnische achtergrond, meestal een zeer positieve houdinghebben tegenover de vredessoldaten, stellen criminele elementen enmensen met een destructieve politieke agenda zich vijandigtegenover ons op. Maar dat is misschien wel een goed teken, omdathet erop duidt dat we ons werk goed doen.

Het is buitengewoon belangrijk voor allevredeshandhavers en vooral voor de bevelhebbers om de achtergrondenvan het conflict en de geschiedenis van het gebied en de bevolkinggoed te bestuderen. In dit opzicht heb ik een groot voordeel omdatik de bevelvoerend officier ben geweest van het Zweedse bataljonhier in de zomer van 2000. Ik kan dus putten uit die ervaring. Hetwerk van de Battle Group Commander is natuurlijk niethetzelfde als dat van de Brigade Commander, maar mijneerdere werk komt me voor mijn huidige taak goed van pas. Verder ishet van cruciaal belang dat je goede adviseurs hebt. Voor ikterugging naar Kosovo, heb ik buitengewoon goede mensen om me heenverzameld.

Het is mijn taak alle etnische groeperingente beschermen, de mensen en de organisaties, en ook iedereen enalles wat er nog meer wordt bedreigd. Ik houd geen statistiekenbij, van hoeveel tijd we aan de ene en hoeveel we aan de anderegemeenschap besteden. We werken aan dit soort zaken overigensaltijd samen met de politie. Ik denk dat veiligheid een belangrijkefactor is die de vluchtelingen in overweging nemen, of ze al danniet zullen terugkeren. Maar het is niet de enige factor. Deterugkeer van vluchtelingen hangt af van een combinatie vanverscheidene factoren. De toestand van de economie bijvoorbeeld isook heel belangrijk. We steunen iedereen die wil terugkeren en methet oog daarop proberen we de omgeving zo goed mogelijk tebeschermen en veilig te maken.

Als ik de situatie van nu vergelijk met dievan drie jaar geleden zie ik geen verandering in de populariteitvan KFOR en ik verwacht geen verandering zo lang we goed blijvenpresteren. Een definitieve politieke oplossing voor Kosovo zal mijnwerk vermoedelijk makkelijker maken. Maar we moeten allemaal begripopbrengen voor het feit dat dit een proces is dat nu eenmaal tijdkost, omdat het buitengewoon moeilijk is de enorme hoeveelheidproblemen die verband houden met Kosovo op te lossen. Ik zeg altijdtegen mijn mensen dat het onze taak is te werken aan een veiligeomgeving en te hopen dat dit uiteindelijk ook zal leiden tot eenpolitieke oplossing.

Ik wil graag twee factoren belichten. Deeerste is de lange geschiedenis die wij hebben in devredeshandhaving. Zweden neemt al sinds de jaren 1940 deel aanvredesoperaties en Zweedse vredessoldaten hebben behalve in Bosniëen Herzegovina en Kosovo ook ervaring opgedaan in hetMidden-Oosten, Cyprus, en Kongo. We zijn trots op die traditie enop de ervaring die we meebrengen naar KFOR. De tweede factor is dedienstplicht die we in Zweden kennen. Wij zenden alleen soldatenuit die als dienstplichtige zijn opgeleid en zich vervolgensvrijwillig voor een bepaalde missie aanmelden. Daardoor brengtiedere Zweedse militair ook civiele vaardigheden mee naar operatiesals die van KFOR. Zo zijn leraren, loodgieters, politiemensen envele andere beroepen vertegenwoordigd. Deze niet-militairevaardigheden kunnen uiterst nuttig zijn bij vredesondersteunings-en vredeshandhavingsoperaties, vooral wanneer wij met burgersmoeten samenwerken.

Voor we naar Kosovo kwamen, moesten we onszeer zorgvuldig voorbereiden op deze missie. Door samen te werkenmet de NAVO-troepen op de grond hebben we de werkwijzen van hetBondgenootschap in de praktijk leren kennen en ook de wijze waaropde NAVO de operationele planning aanpakt. Tegelijkertijd kunnen wewanneer we binnen het NAVO-raamwerk of ieder ander multinationaalraamwerk werken, iedere dag een vergeljjking trekken tussen onszelfen militairen uit andere legers. Dit is geen concurrentiestrijd.Het is een constructieve uitwisseling van informatie en meningen,die positief is. Als Zweeds officier heb ik die ervaring - alsberoepsmilitair en als mens - als zeer positief ervaren. Ik hebgoede ondersteuning gekregen van de NAVO, van mijn bevelhebberluitenant-generaal Holger Kammerhoff en van de acht landen dietroepen hebben geleverd die samenwerken in het MNBCentre.

Volgens een aantal onderzoeken naar depublieke opinie in Zweden, uitgevoerd door onderzoeksbureaus alsGallup, wil het merendeel van de Zweedse bevolking niet toetredentot de NAVO. Een vraag die echter nooit in deze opinieonderzoekenis gesteld, is ‘hoe denken de Zweden over de samenwerking tussenZweden en de NAVO’? Ik ben er zeker van dat de Zweden op dit puntzeer tevreden zijn met de samenwerking met de NAVO in het kader vanhet PfP en bij vredesmissies zoals die hier in Kosovo, in Bosnië enHerzegovina en misschien in de toekomst ook op andere plaatsen inde wereld. Ik denk dat we veel leren van de samenwerking binnen deNAVO-structuur met legers, mensen en organisaties van anderelanden. En ik weet zeker dat wij een bijdrage kunnen blijvenleveren aan de gemeenschappelijke internationale inspanningen hier.Of wij op een dag zullen toetreden tot het Bondgenootschap, dat iseen politieke vraag die u aan een politicus moet stellen die daarbeter een antwoord op kan geven.