Geschiedenis
Manlio Brosio: consensusbouwer uit de Koude Oorlog
- Dutch
- Bulgarian
- Czech
- Danish
- German
- Greek
- English
- Spanish
- Estonian
- French
- Hungarian
- Icelandic
- Italian
- Lithuanian
- Latvian
- Polish
- Romanian
- Russian
- Slovenian
- Turkish
- Ukrainian
Ryan C. Hendrickson bespreek de carrière van Manlio Brosio, de vierde secretaris-generaal van de NAVO, vijfentwintig jaar na diens dood.
In de 25 jaar sinds de dood van ManlioBrosio, de vierde secretaris-generaal van de NAVO, op 14 maart1980, zijn de strategische omgeving waarin de NAVO opereert en deactiviteiten die het Bondgenootschap ontplooit onherkenbaarveranderd. Een aspect van het NAVO-werk dat echter niet isveranderd, is het proces van consensusopbouw. En op dit terreinpresteerde Brosio, een rustige man die zelden de publiekebelangstelling of de media zocht, nu juist bijzonder goed, in dezeven jaar van 1964 tot 1971 dat hij de leider van hetBondgenootschap was.
Brosio werd in 1897 geboren en studeerde rechten aan deUniversiteit van Turijn. Zijn vroege belangstelling voor depolitiek kwam tijdelijk op een dood spoor door de opkomst van hetfascisme. Hij keerde in 1943 voor korte tijd als antifascist terugin de politiek, toen hij voor korte tijd vice-premier van Italiëwerd en vervolgens in 1945 en 1946 als minister van defensie. Natussen 1947 en 1964 ambassadeur van Italië te zijn geweest inachtereenvolgens de Sovjet-Unie, het Verenigd Koninkrijk enFrankrijk, kwam Brosio bij de NAVO als iemand, die zeer goedtoegerust was om aan de slag te gaan met de NAVO-vraagstukken vandie tijd. Volgens de belangrijkste historici die over desecretarissen-generaal van de NAVO tijdens de Koude Oorlog hebbengeschreven, Robert S. Jordan and Michael Bloom, in PoliticalLeadership in NATO (Westview Press, Boulder, CO, 1979), bleefBrosio te allen tijde toegewijd aan de transatlantische eenheid, enwas hij de leider en vertegenwoordiger van werkelijk alleBondgenoten - de kleine en de grote.
Brosio was een zachtaardige, vriendelijke man, die directeconfrontaties binnen het Bondgenootschap trachtte te vermijden. Hijwilde juist een effectief bestuurder te zijn, die geduldig viadiplomatieke middelen en privé-onderhandelingen werkte aan debevordering van consensus. Brosio, een zeer belezen man met eengoed oog voor detail, kwam ’s ochtends vroeg op het hoofdkwartiervan de NAVO aan en dook dan direct diep in alle politieke aspectenvan de Bondgenootschappelijke operaties. Medewerkers herinnerenzich nog wel hoe buitengewoon goed hij op de hoogte was van alleactuele ontwikkelingen, kennis die hij had opgedaan door deochtendkranten van a tot z te lezen. Hij besteedde een deel van deochtend gebruikelijk aan het leren van Duits, een taal die hijdacht nodig te hebben om alle leden van het Bondgenootschap beterte kunnen dienen.
Het tijdperk-Brosio was een bijzonder moeilijke periode watbetreft de eenheid binnen het Bondgenootschap. In deze tijd ging deNAVO over van de strategie van de “massale vergelding” op destrategie van het “beperkte antwoord”, en naar aanleiding vanallerlei meningsverschillen over die nieuwe doctrine, werd hethoofdkwartier van het Bondgenootschap verplaatst van Parijs, naarBrussel.
Brosio trachtte voortdurend de leider van alle 15 Bondgenoten teblijven en koos er daarom op een bepaald moment voor, zoconstateren Jordan and Bloom, zijn voorzitterschap van deNoord-Atlantische Raad tijdelijk op te geven. In die periode tradAndré de Staercke, de Belgische ambassadeur bij de NAVO, op alsfeitelijk voorzitter van de Noord-Atlantische Raad, tijdens deonderhandelingen over de overplaatsing van het NAVO-Hoofdkwartiernaar Brussel. Intussen bleef Brosio een open communicatie en nauwecontacten onderhouden met alle Bondgenoten en trachtte hij deeenheid van de NAVO te bevorderen.
Op het moment dat de NAVO bezig was met de voorbereidingen voor deverhuizing naar Brussel, ontstonden er problemen tussen deBondgenoten over de wapenbeheersingsvoorstellen aan de Sovjet-Unie.Veel Bondgenoten waren van mening dat er meer overleg binnen deNAVO moest worden gevoerd. Op initiatief van de Belgische ministervan buitenlandse zaken, Pierre Harmel, gaf de Noord-AtlantischeRaad de opdracht een studie uit te voeren over de taak en het doelvan de NAVO in de Koude Oorlog.
Het Harmel-Rapport dat uit deze studie voortkwam, en dat een jaarvoorbereiding had gekost, beschreef een nieuwe, revolutionairekoers voor de NAVO, en kwam tot de conclusie dat hetBondgenootschap twee even belangrijke taken had: verdedigingen ontspanning. Het rapport deed de aanbeveling dat deNAVO enerzijds haar klassieke verdedigingstaak zou blijvenuitvoeren en anderzijds een nieuw doel zou ontwikkelen, de“détente”. Dit betekende dat de Bondgenoten zich bewustdienden te blijven van de veiligheidsdreiging die uitging van deSovjet-Unie en het Warschaupact en van de noodzaak voor militaireafschrikking, en tegelijkertijd een stabielere relatie dienden nate streven en moesten trachten de onderliggende politieke problemenop te lossen.
Tegenwoordig beschouwen de meeste analisten het Harmel-Rapport alseen baanbrekend document, dat mede heeft geleid tot uitbreiding vande NAVO-taak en dat het Bondgenootschap in staat gesteld heeft uitte groeien van een reguliere militaire organisatie, tot eendiplomatiek verbond dat ook politieke doeleinden nastreeft. In zijnboek NATO, The European Union and the Atlantic Community: TheTransatlantic Bargain Reconsidered (Rowan and Littlefield,Boulder, CO, 2002), stelt Stanley R. Sloan, dat het rapport heeftgeleid tot het herstel van een brede strategische consensus tussende Bondgenoten, terwijl de NAVO zich ontwikkelde en anderediplomatieke, politieke en militaire benaderingen vond voor detransatlantische veiligheid. Het Harmel-Rapport heeft aantoonbaarook de weg gebaand voor de verbreding van de NAVO-taken dieplaatsvond tijdens de Top van Rome in 1991, waar de Bondgenoten hungoedkeuring hechtten aan het eerste postkoudeoorlogse StrategischeConcept.
Het is interessant dat Brosio zelf in het begin zijn twijfels hadover de détente. Dat blijkt uit zijn tot nu toe nog nietgepubliceerde dagboeken, die bewaard worden in de archieven van deStichting Luigi Einaudi in Turijn en die op dit moment wordengereedgemaakt voor publicatie door de Italiaanse historicus BrunaBagnato van de Universiteit van Florence. Desondanks gaf hijuiteindelijk zijn volledige steun aan het Harmel-Rapport. Vlakvoor, en direct na dat de Bondgenoten het rapport haddengoedgekeurd, trachtte Brosio via allerlei diplomatieke inspanningenbinnen het Bondgenootschap juist de transatlantische samenwerkingop het gebied van wapenbeheersing te bevorderen. Intussenresulteerden initiatieven van de VS in het NucleaireNon-Proliferatieverdrag en de onderhandelingen over beperkingen opstrategische wapens (Strategic Arms Limitation Talks:SALT).
Afgezien van zijn inspanningen als leider van de NAVO tijdens dezebijzondere periode in haar geschiedenis, leeft Brosio vooral in deherinnering voort als verdediger van de defensie-uitgaven, zijngedisciplineerde leiding over Raadsvergaderingen en zijn kennisvan, en respect voor het diplomatieke protocol onder deBondgenoten. Brosio had ook de gave dat hij kalm kon blijventijdens zeer gespannen zittingen van de Noord-Atlantische Raad.Zelden toonde hij emotie, zelfs tijdens de meest verhittediscussies. Wanneer de gemoederen hoog opgelopen waren, kon hijjuist geweldige memoranda over de beslissingen opstellen, waarinhij, door alle politieke en semantische nuances uit te buiten, deBondgenootschappelijke consensus wist te benadrukken.
In zijn memoires, NATO: The Transatlantic Bargain (Harperand Row, New York. 1970), stelt de voormalige Amerikaanseambassadeur bij de NAVO, Harlan Cleveland, wiens ambtsperiode bijde NAVO samenviel met het tijdperk-Brosio, dat de vierdeNAVO-secretaris-generaal het noodzakelijke “politieke ingrediënt”leverde, dat nodig was om tot consensus te komen over demoeilijkste onderwerpen. Hij wijdt dit aan Brosio’s voorzichtige,prudente, diplomatieke stijl, die vaak leidde tot wederzijdspolitiek begrip en een betere communicatie tussen deBondgenoten.
Brosio was een fervent voorstander van de dinsdaglunches voorNAVO-ambassadeurs, waar permanente vertegenwoordigers elkaarinformeel konden ontmoeten en tot gezamenlijkebeleidsdoelstellingen konden komen. In tegenstelling tot zijnvoorganger Dirk Stikker, zorgde Brosio dat hij deze lunchesregelmatig bijwoonde en daardoor groeiden ze uit tot een belangrijken uniek onderdeel van het institutionele apparaat van deNAVO.
Brosio slaagde er ook in tot goede werkrelaties te komen met detwee Geallieerde opperbevelhebbers Europa die er tijdens zijnambtsperiode zijn geweest – de Amerikaanse generaals Lyman L.Lemnitzer en Andrew J. Goodpaster – ondanks de grote verschillen inhun persoonlijkheid en stijl van leidinggeven.
Aangezien de secretaris-generaal alleen invloed kan uitoefenen opde NAVO-besluiten via zijn voorzitterschap van de Noord-AtlantischeRaad en hij geen officieel gezag of beslissingbevoegdheid bezitbetreffende het Bondgenootschappelijk beleid, is de leider van deNAVO altijd beperkt in zijn mogelijkheden om het Bondgenootschap ineen nieuwe richting te sturen. Evenals vele anderesecretarissen-generaal had Brosio soms moeite om zijn stem te doenhoren, en zijn persoonlijke invloed op het Bondgenootschappelijkbeleid moet ook weer niet te hoog worden ingeschat. Nietteminschetsen de analen van de geschiedenis van de jaren 1960, een tijddat de NAVO voor zeer complexe uitdagingen stond, een zeer positiefbeeld van de periode dat Brosio aan het roer stond. De politiekebehendigheid en geduldige diplomatie die Brosio meebracht naar zijnambt, dat zijn vaardigheden die alle secretarissen-generaal moetencultiveren om het Bondgenootschap door perioden van verandering enmeningsverschillen tussen de Bondgenoten heen te kunnenloodsen.
Ryan C. Hendrickson isbuitengewoon hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universiteitvan Eastern Illinois en werkt op dit moment aan een boek over desecretarissen-generaal van de NAVO.